Er is gekozen voor een kabelrups® van het type E 4.12, die zich ook heeft bewezen in andere soorten bouwmachines. Dit type ketting is uitzonderlijk robuust. Dit komt onder andere door de grip aan de achterkant, die zorgt voor een hoge zijdelingse stabiliteit. Dit is vooral belangrijk als de mast zijwaarts kantelt omdat de boorkop onder een hoek staat. De grote diameter van de twee hydraulische slangen voor het aandrijven van de boor geeft een indruk van de krachten die de energieketting moet weerstaan bij normaal gebruik op de bouwplaats. Bovendien bewegen de slangen, die een aanzienlijk eigen gewicht hebben, wanneer ze onder druk worden gezet.
De signaalkabels, die in een aparte kamer worden geleid, zijn in dit opzicht minder veeleisend. UV-straling, kou en temperatuurverschillen zijn echter factoren die de levensduur negatief kunnen beïnvloeden. Daarom speelt KGS Keller ook hier op veilig en gebruikt kabels uit de Chainflex® -serie, die net als de energieketting vanaf de basis zijn ontwikkeld voor gebruik in mobiele toepassingen en onder ongunstige omstandigheden.
De maximale masthoogte van de KB 6 - de naam van de boorinstallatie, die momenteel in een kleine serie wordt geproduceerd - is 36 meter met een hulpmast. De ketting loopt op de mast over een afstand van 8,10 meter, de trog eindigt in de kelder zelf. Omdat de beschermkooi op de boorkop in de rijstand naar beneden is gevouwen, moet de ketting flexibel zijn in beide richtingen waarin de kooi 90 graden is gevouwen. Dit is geen probleem met de E4-ketting: er worden gewoon zogenaamde 'reverse bend radius'-elementen gebruikt in de respectieve zones. De afkorting staat voor 'omgekeerde buigradius'. Drie van deze elementen zijn geïnstalleerd in de kettingen van de nieuwe generatie Keller boorinstallaties.